De Fonteine ontstond in de vijftiende eeuw en is de oudste Gentse rederijkerskamer. Haar zinspreuk was "Alst past bi apetite" en haar patroon de Heilige Drievuldigheid. Op 9 december 1448 werden haar statuten door het Gentse stadsbestuur erkend. Haar eerste bloeitijd kende ze in de vijftiende en de zestiende eeuw. Een hoogtepunt was de organisatie van de beruchte wedstrijd van 1539, waaraan negentien kamers uit Vlaanderen en Brabant deelnamen.
In het begin van de achttiende eeuw werd De Fonteine heropgericht. Ze verwierf in de Oude Houtlei te Gent een eigen schouwburg, de Parnassusberg, en werd in 1790 officieel erkend door de Staten van Vlaanderen. Tijdens de Franse periode bracht De Fonteine lange tijd toneelopvoeringen in het Nederlands. In 1819 werd ze door koning Willem I tot koninklijke maatschappij verheven. Jan-Frans Willems was hoofdman van De Fonteine van 1841 tot 1846. In 1948 vierde de kamer haar vijfhonderdjarig bestaan, onder meer met de organisatie van het vijftiende tornooi van het Koninklijk Landjuweel.
Sinds 1943 geeft De Fonteine de reeks "Jaarboeken" uit, gewijd aan de studie van de rederijkerscultuur. Op die manier wil De Fonteine wetenschappelijk werk publiceren en stimuleren. Sinds 2023 publiceert ze de nieuwe reeks ‘Studies en Tekstuitgaven’. Eveneens wil ze de traditie van de aloude rederijkerskamer voortzetten, onder meer met de erkenning van toneelgezelschappen als rederijkerskamer en met het inrichten van culturele activiteiten.